Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Uw [17]kalf, o Samaria! heeft [18][u] verstoten; Mijn toorn is tegen hen ontstoken; hoe lang zullen zij de [19]reinigheid niet [20]verdragen? 17. Uw afgodische kalverdienst, die uwe koningen, o Samaria [die binnen u hun hof houden] gesticht en gevoed hebben. 18. Te weten gij Israelieten. De zin is, gelijk zij het goede van zich verstoten hebben, [boven vs.3,] zo zal het kwaad, dat zij verkoren hebben, te weten de afgoderij, hun uit hun land verstoten; dat is, de oorzaak daarvan zijn. Anders: uw kalf heeft [u] verlaten. Moetende zelf als in gevangenschap het land uitgevoerd worden. Zie onder hfdst.10 vs.6. Of aldus, Hij [de Heere] heeft uw kalf, o Samaria, verstoten, gelijk gij zijn goed verstoten hebt, alzo verstoot Hij uw kwaad. 19. Vergelijk Jer.13:27. 20. Of, vermogen. Het kan ook een afgebroken rede zijn, uit verdriet en toornigheid, aldus: Hoelang zullen zij gene reinheid kennen; te weten bekomen, doen, plegen?